Aanplant en de eerste jaren
Jonge fruitbomen worden aangeplant direct op de juiste afstand van elkaar, afhankelijk van de soort. Zo zal een kersenboom een grotere afstand behoeven dan een peer, omdat de volwassen breedte van een kers veel groter is. Plant de boompjes niet te diep. Bij een draadkluit moet de bovenkant van de kluit een paar centimeter boven maaiveld uitsteken, in verband met het inklinken van de grond. Bij bomen met kale wortel moet de wortelpruik beginnen op maaiveldhoogte, dus de eerste worteltjes zijn slechts met een dun laagje grond bedekt. Zorg voor twee tot drie boompalen, geplaatst aan de zuidwest- en noord-/oostkant van de boom. Bindt de boom daaraan vast met boomband (of fietsband) en kruis de band tussen boom en paal. Dit voorkomt schuring en daarmee gepaard gaande bastbeschadiging.
Wees voorzichtig met het uitbuigen van de zijtakken. Jonge hoogstammen hebben vaak een paar rechtopstaande takken. Hiervan vormt één de stam of zogenaamde harttak, de anderen buig je uit in een hoek van maximaal 40 graden. De top van zo’n tak mag absoluut niet naar beneden wijzen. Gebruik geen dun touw voor het uitbuigen, daarmee ontstaan schuurplekken en ingroeien. Dit maakt de boom vatbaar voor schimmels en ziekten.
Geef jonge boompjes in droge periodes regelmatig water. De wortels zijn nog niet groot genoeg om zelf in diepere grondlagen water te halen. Na circa vier jaar is het wortelstelsel goed ontwikkeld en kan de boom zonder boompalen en extra water. Uitzondering hierop vormen langdurige droge en hete periodes.
Fruitboomgaarden
Het werkgebied van Collectief Rivierenland en het deelgebied van Streekbeheer staat bekend om de vele fruitboomgaarden met halfstam- of hoogstamfruitbomen of notenbomen. Een hoogstamboomgaard is de traditionele boomgaard met fruitbomen waarbij de kroon op twee meter of hoger begint. De kronen zijn breed ontwikkeld en de bomen staan op dusdanige afstand dat de kronen elkaar niet raken, zo’n 7 tot 12 meter. Een halfstamboomgaard bestaat uit fruitbomen met op een halve stamhoogte, zo’n 1 tot 1,5 meter.
Biodiversiteit
Halfstam- en hoogstamfruitboomgaarden zijn niet alleen cultuurhistorisch en landschappelijk van grote waarde, ze hebben ook grote ecologische waarde voor talloze dieren. In holtes in de stammen van oude fruitbomen broeden vogels, zoals de steenuil. Als er (nog) geen holtes zijn, biedt een steenuilenkast uitkomst om geschikte nestgelegenheid te creëren. Een boomgaard is verder van belang als broedgebied voor vogels als de grauwe klauwier, diverse soorten spechten en de kramsvogel. Komen struwelen en oude loofbossen in de directe omgeving voor, dan is een boomgaard leefgebied voor zoogdieren zoals de bunzing, hermelijn en boommarter. Insecten spelen een belangrijke rol bij de bestuiving van de fruitbloesem. Om die reden worden vaak bijenkasten in de boomgaard geplaatst.
Een belangrijk onderdeel van de boomgaard is de onderbegroeiing. Een kruidenrijke vegetatie zorgt voor insecten waar diverse vogels op afkomen. Bij beweiding ontstaat een wat pollige structuur, waarin muizen zich thuis voelen. Die vormen op hun beurt weer een belangrijke voedselbron voor de steenuil. De mest van het vee trekt kevers en andere insecten aan, waar de steenuil ook van profiteert.
Fruitbomen snoeien
Een fruitboomgaard is cultuurgoed, bedoeld om een zo groot mogelijke oogst voort te brengen. Daarvoor worden de bomen gesnoeid, dat geeft evenwicht in groei en opbrengst. Fruitbomen snoeien is een vak apart. Het verdient de voorkeur een specifieke snoeicursus te volgen of het aan een vakman over te laten.
Enkele tips:
Heeft u grond in ons werkgebied en bent u geïnteresseerd in de aanleg van een fruitboomgaard? Neem dan contact met ons op.